Overal ter wereld waar carnaval wordt gevierd verkleden de mensen zich. Het kan gaan om heel dure kleding, zoals in Venetië, maar ook in Duitsland kunnen ze er wat van: de mannen in deftige pakken en de dames in lange jurken.
In Oeteldonk doen we daar niet aan.
De meeste Oeteldonkers gaan tijdens carnaval gekleed in een blauwe boerenkiel of zwart boerenjasje. Van oudsher is de boerenkiel in Oeteldonk het meest traditioneel. De laatste jaren verschuift de trend naar het boerenjasje dat op dezelfde manier versierd wordt als de kiel.
Bij een kiel of een boerenjasje horen emblemen, speldjes, een rode zakdoek, een rood-wit-gele sjaal en eigenlijk ook witte molton wanten aan een touwtje.
Er zijn meerdere verklaringen voor de kiel, de wanten en de boerenzakdoek: de kiel was de boerendracht van de boeren uit de Meierij, de Langstraat en de Bommelerwaard (streken rondom Oeteldonk). De boeren kwamen vanuit deze streken hun spullen op de Bossche markt verkopen en droegen dan een kiel. Bosschenaren zagen dat en dreven daar de spot mee met carnaval.
De wanten komen van oudsher van de zogenaamde Luikerwaalse glasblazers (mensen uit België), die rond 1882 in Den Bosch aan het werk waren. Zij werkten in de Hinthamerstraat in een glasblazerij en konden met behulp van die wanten het pas gevormde hete glas van de glasplaat halen. De wanten waren zo hittebestendig dat de handen niet verbrandden. Net zoals de kiel die hittebestendig was!
De rode zakdoek werd gebruikt voor verkoudheid, maar ook om het hoofd te drogen bij zweet of regen. Het dragen om de nek was dan handig om snel het hoofd te kunnen deppen.
Maar …..hoe mooi dit verhaal ook is en wat de achterliggende geschiedenis ook is, dat maakt niet uit.
Want wat wel zeker is, is dat we -als we de kiel of het jasje dragen- allemaal gelijk zijn. Niemand is meer dan de ander, niemand heeft meer te zeggen dan de ander. En… we zijn allemaal herkenbaar zonder masker! Deze symboliek van ons carnaval is het meest verbindend. Dat is heel belangrijk!